Dimitri Verhulst, Bloedboek

boek

Ga met jouw cursor (muis) over de groene woorden of klik op deze woorden voor een vertaling of definitie.

Je ziet nu de tekst met Poolse vertalingen. Verander de taal voor de Nederlandse definities, de Engelse vertalingen of de Franse vertalingen.

In Bloedboek vertelt Dimitri Verhulst de verhalen van de eerste vijf boeken van de Bijbel opnieuw op zijn manier en met veel humor.

Als er niets was in het begin, dan was er ook geen toekomst. Dus was er God, van wie niemand weer en zal weten waar Hij zelf vandaan komt. Hij had gewoon Zichzelf gemaakt. Vraag niet hoe en vraag niet waarom. En daarna, om status te krijgen, moest hij kwaad worden en iets creëren: allereerst een hele hemel en een kleine, treurige bol, waarop zelfs nog geen onkruid stond. Dood en triest lag de creatie van de wereld in de vieze zwarte, universele leegte. Een leegte, waarin zelfs God geen halve meter ver kon zien. Zijn djinn vloog over het sombere land en over het water, dat God toen ook al gemaakt had.

Toen kreeg Hij een, tja, zeer goddelijke gedachte: Hij vond dat er licht moest zijn. En Hij had geluk, want Hij hoefde niets meer te doen dan de dingen te zeggen en daar was het licht al. Meteen, ja, inderdaad. En omdat dingen eigenlijk pas helemaal bestaan als ze een naam hebben, noemde Hij dat lichte licht 'het licht', inclusief lidwoord. Zeer slim, die aandacht voor de taal. Want niks zou bestaan, niks zou zijn gebeurd, wat je niet kan navertellen. Hij gaf al zijn creaties Zelf een naam. En als er later discussie was over dit verhaal, dan was dat alleen omdat het zo slecht werd vertaald.

(...)

Toen Meneer de God dit alles had gemaakt, was er al veel, en wat er veel nog niet. Hij had bijvoorbeeld de planten nog geen regen gegeven. Ze gingen bijna dood van de dorst. En om al die planten te laten groeien en om ze zoveel te laten drinken als ze willen, moest iemand een beetje op de planten passen. Iemand die de grond kon irrigeren en heel de boel kon organiseren. Dus maakte God, perfect uitgerust na een dagje onbetaald verlof, de mens. De mens was een soort zelfportret. De ingrediënten waren: een beetje droog stof van de aarde, en wat lucht voor hun neus. En kijk: de hele mens was klaar. Alle dingen stonden erop, alles hing eraan, met op sommige plaatsen een beetje haar.

Daarna maakte God een tuintje, gezellig en met veel planten. Er waren bomen, planten en links en rechts een paar struiken. En in het midden de boom van de kennis van goed en kwaad. Hij vond het een goed idee om de mens in de tuin te laten werken. Dan had de mens tenminste iets te doen. In de tuin werken, met de handen in de grond, houdt de mens gezond.