Myrthe van der Meer, PAAZ

boek

Ga met jouw cursor (muis) over de groene woorden of klik op deze woorden voor een vertaling of definitie.

Je ziet nu de tekst met Poolse vertalingen. Verander de taal voor de Nederlandse definities, de Engelse vertalingen of de Franse vertalingen.

Emma heeft een burn-out. Ze gaat naar de dokter en even later moet ze naar de PAAZ, de Psychiatrische Afdeling van het Algemeen Ziekenhuis. Ze weet niet waarom: dit moet een fout zijn. Oké, ze wil dood, maar dat is toch geen probleem?

Touw
‘Dien is terug!’ Opgewonden rent Yvonne rond de tafel in de tuin. ‘Ik ging pillen halen en weet je wie daar stond? Dien!’
De temperatuur is hoger dan dertig graden en het is oncomfortabel warm. Het interesseert me niet dat Dien terug is. Het interesseert me alleen maar dat Yvonne nu in mijn zon staat. Ik ken Dien niet, maar Marja, Alice en Simone reageren enthousiast.
‘Weet je het zeker?’ vraagt Alice.
Yvonne knikt. Maja zucht en gaat weer rustig zitten. ‘Wat ben ik blij dat ze niets doms heeft gedaan.’
‘O, maar ze heeft wel iets doms gedaan,’ zegt Yvonne triomfantelijk. ‘Dat vertelde haar zus toen Dien met de verplegers praatte.’
De gezichten om me heen worden serieus. Ik weet niet precies waarom. Dan herinner ik me iets.
‘Is Doen die vrouw van de andere kant, die na het weekend niet terugkwam naar het ziekenhuis?’
Marja knikt.
‘Maar er komen toch vaker mensen niet terug na het weekend? Of zit ze bij jullie in de therapiegroep?’
‘Nee,’ zegt Marja. ‘Ze had een ander bed nodig voor haar rug. Ze is toen naar de andere kant verhuisd. Voor die tijd lag ze bij mij op de kamer. Jij hebt nu haar bed.’
Mijn bed.
Dan begint Yvonne te zwaaien. ‘Dien! We zitten hier!’
Bij de tuindeuren staat een beetje dikke vrouw van middelbare leeftijd. Het lijkt alsof ze denkt dat ze beter naar binnen kan gaan. Maar dan loopt ze langzaam naar ons. Als ze bij onze tafel staat, blijft iedereen stil. Nieuwsgierig kijk ik naar de groep. Dien probeert om niemand aan te kijken.
‘Blijf daar niet staan,’ zegt Marja ten slotte. ‘Pak een stoel en ga zitten, het is hier geen verhoor.’
Het verhoor begint op het moment dat ze zit.
‘Wat heb je gedaan?’ vraagt Alice.
‘Jezus,’ roept Simone. ‘Over een week zou je al naar huis gaan! Waarom wachtte je niet tot dat moment? Dan hoeven wij ons geen zorgen te maken.’
‘Hoe wilde je het doen?’ vraagt Alice.
De vrouw zucht, haalt haar schouders op en kijkt naar de grond. ‘Ik heb de trein naar Arnhem genomen.’
‘Er zijn meer mensen die dat doen,’ zegt Simone. ‘Maar die worden niet direct gezocht door de verplegers.’
‘Ik hoorde dat daar een bos was,’ zegt ze zacht.
‘Dus?’
‘Daarom wilde ik daar naartoe. Ik heb een touw gekocht en ben toen naar het bos gegaan. Ik zocht naar een boom.’
Wij kijken elkaar aan. We geloven het niet, we zijn geschokt en willen eigenlijk heel hard lachen.
‘En er was geen boom?’ vraagt Simone sarcastisch.
‘Jawel, want het is een bos,’ zegt Dien. ‘Maar het kost tijd voordat je een goede tak hebt gevonden.’
‘En toen?’ vraag ik gefascineerd.
Dien kijkt voorzichtig in mijn richting. ‘Nou ja, na een tijdje vond ik een boom met een tak op de goede hoogte.’
‘En toen had je spijt?’ vraagt Simone.
‘Nee.’
‘Wat dan, zag iemand je?’
Ze hoest beschaamd. Dan haalt ze haar schouders op. ‘Het touw was te lang.’
Even blijft het stil. Dan moeten we enorm hard lachen.
‘Serieus?!’
‘Dit is echt het domste wat ik ooit heb gehoord!’
Doos, echt, ik kan het niet anders zeggen,’ roept Simone met tranen in haar ogen van het lachen. ‘Doe het dan gewoon in één keer goed!’
‘Ja, maar ik wist ook niet dat het touw te lang was,’ zegt Dien somber. ‘Ik zag het pas toen ik gesprongen was. Nou ja, het touw zat nog vast aan de tak en toen wist ik niet meer wat ik moest doen. Toen ben ik dus maar teruggegaan naar hier.’
‘En dat is ook heel goed,’ zegt Marja terwijl ze probeert om serieus te zijn. Maar dan maakt ze de fout om naar ons te kijken en moeten we weer allemaal lachen. Sadistisch, cynisch of absurd, maar we kunnen nu alleen maar lachen, enorm hard lachen. Ook op het gezicht van Dien komt na een tijdje een somber lachje.
‘Oké, als je er zo naar kijkt, dan is het inderdaad een beetje dom.’
‘Maar waarom Arnhem?’ vraag ik dan.
‘Iemand had gezegd dat daar een bos was.’
‘Maar die zijn er toch overal?’
Dien kijkt me met een lege blik aan. ‘Maar mijn familie woont hier. In Arnhem zouden zij niet de mensen zijn die me zouden vinden. Nou ja, dat is het minste wat ik kon doen.’
Ik knik.
‘Dat is wel zo netjes,’ zegt Simone.
Dan staat Jacqueline achter ons en vraagt of Dien mee naar binnen komt. Dien knikt, trekt haar lichaam uit de tuinstoel en loopt achter de verpleegster aan de PAAZ in. Achter haar gaat de deur weer op slot.