Spelling: lange en korte klanken

Het Nederlands heeft lange en korte klanken. Wanneer schrijven we enkele letters (a, l, ...) en wanneer dubbele (aa, ll, ...)?

De lange klanken zijn:aa, ee, oo, uu en ie

De korte klanken zijn:a, e, o, u en i

Dit maakt een verschil:
boot
bot
maan
man
boom
bom
peen
pen
etc.

Regel: Een klinker aan het einde van een lettergreep (syllabe) wordt automatisch lang.

Vergelijk:
Ne-der-land
U-trecht
Gro-nin-gen
Am-ster-dam

Het meervoud van boot is dus geen boo-ten, maar boten (bo-ten).
De 2e o is niet nodig.

Bij het meervoud van bot mag de o niet aan het einde van de lettergreep (syllabe) liggen, want anders wordt het automatisch lang.
Met een extra t hebben we dit probleem niet: de o blijft kort:

i - ie

Een ie aan het eind van een lettergreep (syllabe) blijf je schrijven als ie:

één mier, twee mieren (mie-ren)

één vis, twee vissen (vis-sen)

de sjwa

Een e zonder klemtoon (accent), klinkt meestal als een sjwa /ə/.

de → d/ə/

besturen → b/ə/-stu-r/ə/n

mode → mo-d/ə/

Vergelijk:
één boot, twee boten (bo-ten)
één bot, twee botten (bot-ten)
één maan, twee manen (ma-nen)
één man, twee mannen (man-nen)
één boom, twee bomen (bo-men)
één bom, twee bommen (bom-men)
één peen, twee penen (pe-nen)
één pen, twee pennen (pen-nen)
één dier, twee dieren (die-ren)
één ding, twee dingen (din-gen)
ik maak, wij maken (ma-ken)
ik pak, wij pakken (pak-ken)
ik bestuur, wij besturen (be-stu-ren)
ik rust, wij rusten (rus-ten)
Een hond die een boot door de tuin sleept. Ernaast ligt een bot. Het baasje zegt dat de hond steeds minder goed kan horen.